Re-integratie: dwangarbeid of ontwikkeling?
In een tijd waarin de werkloosheid helaas nog steeds hoog is, proberen we als gemeente zoveel mogelijk mensen toch aan betaald werk te helpen. Veel mensen kunnen dat overigens prima zelf: zij hebben een goede opleiding, werkervaring en netwerken. Anderen hebben daar meer moeite mee, omdat hiervoor genoemde zaken ontbreken. Dat is de groep waar we als gemeente de zogenaamde re-integratie instrumenten (bijvoorbeeld een werkervaringsplek, een korte opleiding (zoals het VCA-certificaat) of een loonkostensubsidie voor de werkgever) voor inzetten. Onze medewerkers proberen een zo goed mogelijk beeld te krijgen van de achtergrond, de opleiding en interesses, waarna gekeken wordt of er een passende vacature beschikbaar is. Het kan ook zijn dat er werkervaring moet worden opgedaan of een opleiding gevolgd zou moeten worden om kansrijker op de arbeidsmarkt te worden. Dat kan in veel gevallen in samenspraak tussen consulent en werkzoekende geregeld worden. Als gemeente nemen we overigens ‘het probleem’ niet over: er wordt van de werkzoekende een actieve houding verwacht, uiteraard binnen de mogelijkheden die er in de persoon, maar ook op de arbeidsmarkt zijn.
Sommigen mensen hebben een hele grote afstand tot de arbeidsmarkt. Zij hebben bijvoorbeeld te kampen met een verslaving, lichamelijke of psychische problemen, schulden of geen dan wel minimale opleiding. In die gevallen zijn ingrijpende maatregelen nodig om mensen zelf de regie over hun eigen leven terug te kunnen geven. De gemeente kan helpen om stappen te zetten, maar de persoon zal het uiteindelijk zelf moeten doen. Geen gemakkelijke opgave!
Om de kansen voor mensen op de arbeidsmarkt te vergroten, zetten we regelmatig re-integratietrajecten in. Er zijn bedrijven die veel ervaring hebben met het ‘arbeidsfit’ maken van mensen. Zo wordt samen gewerkt om bijvoorbeeld op tijd te komen, afspraken na te komen en op een sociale manier met anderen om te gaan. Voor heel veel mensen logische begrippen, maar niet voor iedereen. Wanneer de belemmeringen weg zijn, wordt gekeken naar het opdoen van werkervaring. Om het geleerde in de praktijk te brengen, maar ook om samen te bekijken in welk beroep de werkzoekende zich het beste zou kunnen ontwikkelen. Er is veel mogelijk, op maat, maar altijd gericht op uitzicht op betaald werk. Werkervaring opdoen kan, maar een maand of 3 en dan bij goed functioneren een ‘echte baan’.
Bij sommigen leeft het beeld dat gemeentes en UWV, die de ww regelt, werkzoekenden onder dwang van een lagere uitkering allerlei vervelende werkzaamheden – langdurig en zonder salaris! – laat doen. Trajecten zijn echter altijd maatwerk, toegespitst op de mogelijkheden van mensen. Weliswaar niet vrijblijvend, want iemand die een uitkering geniet, is wel verplicht om naar vermogen te proberen zo snel mogelijk weer in eigen levensonderhoud te voorzien. En in een tijd met heel veel werk was het mogelijk om werk op maat bij mensen te zoeken, tegenwoordig worden mensen bij het beschikbare werk gezocht. Dat betekent dat het niet altijd de gedroomde baan zal zijn. En hoewel iemand soms niet blij is met het aanbod, blijkt vaak na verloop van tijd dat het meedraaien in een onderneming, het hebben van collega’s, ritme en regelmaat en een eigen inkomen het hele voortraject waard waren!
Geen dwangarbeid dus, maar met een open oog voor kansen en mogelijkheden stappen zetten richting een toekomst met perspectief. Rekening houden met de wensen en capaciteiten van een werkzoekende, maar ook met de arbeidsmarkt in onze regio. Die trekt weliswaar iets aan, maar het blijkt lastig om de goede ‘match’ te maken. Technische vaklui zijn overal nodig, maar zijn moeilijk te vinden. De opgave voor de komende jaren, zeker ook voor het onderwijs, is om de juiste vaklieden op te leiden voor de vacatures die er nu al zijn, maar door pensionering van oudere werknemers nog stevig zullen toenemen. Overheid, onderwijs en bedrijfsleven kunnen in samenwerking hier nog grote stappen maken, is mijn overtuiging.
Houkje Rijpstra